Commentaar van Marta Macz Pacay

Commentaren tijdens de presentatie van het boek in het klooster Santo Domingo de Guzmán in Cobán. 

27 april 2023

De moderator:

Het geheugen van de volken en de persoon wordt geconstrueerd door hun herinneringen en ervaringen waardoor het verleden kan worden gereconstrueerd en de toekomst mogelijk wordt.

Commentaar van Marta Macz Pacay

Introductie door de moderator:

Marta Macz Pacay is een onvermoeibare vrouw die we hier kennen als strijdster voor de rechten van vrouwen en van de vrouwen die weduwe werden als gevolg van het interne gewapende conflict en als strijdster voor het Historische Geheugen.

Dank aan alle vrouwen die hier aanwezig zijn en natuurlijk ook aan de mannen. Ik spreek mijn grote dank uit aan de organisators van deze belangrijke bijeenkomst en ook aan de auteur van het boek. Ik lieg niet als ik zeg dat het niet makkelijk was om de getuigenissen te verzamelen en het aller bitterste vast te leggen van wat de vrouwen hebben doorgemaakt in de geschiedenis van ons land. Ook dank aan Mexico die veertigduizend vluchtelingen heeft opgevangen op verschillende plaatsen in het land. Onze dank omdat het een land was dat zijn deuren opende en voor hen zorgde.

Dit boek gaat over het echte leven, hard en meedogenloos, van duizenden Guatemalteken overal in het land. Ik noem het een kruisweg of een lijdensweg omdat veel voornamelijk indiaanse vrouwen hebben geleden onder het geweld en de oorlog, een oorlog waarvan niemand kan uitleggen waarom. Ik ga dit boek verdelen in vijf lijdenswegen die de mensen hebben moeten meemaken.

Van 1924 tot 1965 woonden de mensen in hun huizen in Chajúl, in Jacaltenango, In Huehuetenango, in Quiché, op verschillende plaatsen in het land, ook hier in Alta Verapaz. De belangrijkste bestaansreden is Moeder Aarde. Wij indiaanse volken kunnen niet bestaan zonder de heilige mais, zonder de heilige bonen en altijd kijken we hoe we een stuk grond kunnen bemachtigen om mais te zaaien. Daarom zijn veel mensen in de zestiger jaren geëmigreerd naar de zuidkust. De grootgrondbezitters begonnen katoen te verbouwen en veel mensen gingen daar heen, ook veel mensen van de hooglanden. Ze  reisden dagenlang  om op de plek te komen waar ze het dubbel zo zwaar zouden hebben als thuis.

Thuis op de hooglanden is er maar één maisoogst per jaar, terwijl op de warme gronden in het zuiden soms wel drie keer per jaar. Daar waren de mensen naar op zoek. Maar ze namen al hun kinderen mee, de hele familie, in vrachtwagens om hen naar de katoen-bedrijven te brengen. Tegenwoordig zijn het niet mee de katoenbedrijven maar de Afrikaanse palmbedrijven. De arme mensen werden gehuisvest in grote schuren. De mensen hadden al hun kinderen bij zich en ook een kindje in een draagdoek op de rug.

Stel je voor, ze stonden om drie uur  s ‘ochtends op om tortilla’s te maken en om de mais op het vuur te zetten.

Het is ongelooflijk dat de mensen dit hebben meegemaakt. Het kostte me moeite om de inhoud van een zo dik boek weer te geven omdat ik heel gevoelig ben voor al de ellende die het land heeft meegemaakt, niet tijdens het conflict, maar beter gezegd, tijdens de oorlog.

De mensen hadden het zwaar te verduren in de zuidkust omdat ze al hun kinderen bij zich hadden. Ze waren verplicht om een zak met katoen te vullen. Kunt u zich voorstellen een ‘quintal’ (46 kilo) katoen voorstellen? Katoen weegt niets. Met al hun kinderen van vijf, zes, zeven jaar plukten ze katoen om de zak dagelijks te vullen, want zo was de dagtaak. Stelt u voor, de vrouwen stonden om drie uur in de ochtend op en alleen God weet hoe laat ze naar bed gingen. Er passeerden vliegtuigjes die gif verspreidden over de mensen op het veld. Hoeveel kinderen zijn er niet gestorven door gif in te ademen, hoeveel mensen zijn daar niet gestorven! Ze stierven en werden begraven achter de grote schuren. Er waren geen wc’s. En het water moesten ze uit de rivier halen een uur lopen verderop. Daarom stonden ze vroeg op. Dit was de eerste kruisweg van de mensen totdat ze hoorden dat er in Ixcán en Petén grond werd uitgegeven.  

De mensen lieten het zich geen twee keer zeggen. Opnieuw gingen mensen uit Huehuetenango en Quiché lopend op weg naar Ixcán. Vroeger waren er geen wegen en bussen. We zijn er wel op vooruit gegaan, want nu zijn er wegen.  Vroeger waren er ook geen scholen of gezondheidscentra. Die vermaledijde katoenbedrijven hadden niet eens een klein gezondheidscentrum. De kinderen gingen dood door diarree, koorts, hoest en ademhalingsproblemen door het gif wat ze over hen heen sproeiden. Stel u voor hoeveel doden er vielen op de katoenbedrijven! Daarom gingen de mensen voor een stukje grond om mais te kunnen zaaien naar Petén en Ixcán. Een tweede kruisweg want ze hadden het steeds erg zwaar. 

Het duurde weken voor ze aankwamen in Ixcán en Petén. Kleine kinderen stierven onderweg van honger, van dorst, van een of andere ziekte. Dit huilt bloed. Zoveel dode kinderen! En we zijn nog maar bij de tweede kruisweg.

Ze kwamen aan in Ixcán, grote bossen, nee het waren geen bossen, het was oerwoud waar je de brulapen hoorden, de kinderen schrokken van het geluid. Veel kinderen stierven van de schrik. Veel mensen vestigden zich in Ixcán en Petén, blij, ook al droegen ze het leed in hun zielen, maar ze hadden het paradijs op aarde gevonden. Met de tijd kwamen er paters, met de tijd kwam er een school, een gezondheidscentrum, wegen. Maar het was zwaar voor de mensen om dit allemaal voor elkaar te krijgen. De mensen zochten altijd een manier om hun problemen zelf op te lossen want toen loste Rios Montt, de regering, niets op. Zo deden ze dat en het leven werd steeds beter.

Er werden coöperaties opgericht, wat mooi, coöperaties. Mijn broer vertelde me dit, maar we geloofden het niet omdat hij een grappenmaker was. Hij zei dat hij daar was geweest. Hij werkte als landbouwkundige in de federatie van coöperaties. Hij hielp de mensen en daarom hielden ze hem in de gaten want in dat Guatemala werd het niet op prijs gesteld dat het beter ging met de mensen, dat de mensen zouden studeren, dat ze naar school gingen, dat ze naar de universiteit gingen, dat ze grond hadden.

Ik ga de coöperaties noemen die werden opgericht: La Palma, Manos Unidas, Los laureles, Betel, La Consuela, El Recuerdo, El Arbolito, Retalteco, Flor de Esperanza, La Lucha, la Técnica, Centro Campesino, Las Flores, La Amistad en nog veel meer.

Mijn broer werkte daar en in  San Cristóbal Alta Verapaz en in het westen. Mijn broer werd meedogenloos ontvoerd. Gedurende dertig jaar zocht ik zijn overblijfselen want het was onmogelijk dat hij nog in leven was. Gedurende dertig jaar heb ik gezocht samen met andere compañeras.  Hier aanwezig is Rosita, haar vader werd ontvoerd. Een aantal compañeras  hier kunnen hetzelfde verhaal vertellen. Iets wat we nooit zullen vergeten.

We gaan van de eerst naar de tweede kruisweg. Het lukte hen om grond te krijgen in Petén en Ixcán om mais te verbouwen, bonen, groente, cassave en om dieren te houden. Maar de kinderen en de volwassenen werden ziek, malaria, darminfecties, huidziektes en schrik.

Toen ze in Ixcán en Petén waren kwamen er mensen langs om tortilla’s te vragen en de mensen gaven die want het hart wijst niet af, het is altijd solidair. Ze gaven de mensen tortilla’s. Ze wisten niet of het guerrilla was of dat er mensen waren die zich hadden georganiseerd in de ‘montaña’ (onherbergzaam gebied van bossen/oerwoud, bergen en dalen, ongerepte natuur), omdat ze genoeg hadden van zoveel uitbuiting en misère. Er kwamen compañeros naar de gemeenschappen in Petén en Ixcán  en hielden praatjes over dat ze in opstand moesten komen. En toen kwam het leger ook niet in hun uniform, maar in burgerkleding en ze vroegen ook om tortilla’s. Het leger was er achter gekomen dat de guerrilla de mensen om tortilla’s vroeg. De mensen herkenden hen niet omdat ze geen uniformen aan hadden maar burgerkleding. Uiteindelijk veroorzaakte het leger grote rampen en ze staken de huizen in brand.

De mensen moesten hun percelen opnieuw achterlaten en dat terwijl het hen zoveel moeite had gekost om te kappen om te kunnen zaaien. Ze verloren er kinderen en volwassenen door malaria en ziektes van de montaña en weer moesten ze vertrekken zonder iets mee te kunnen nemen. Stel u voor, slapen in de montaña met muggen en nog eens muggen en veel andere dieren. Ze moesten rennen voor hun leven want het leger bombardeerde. De mensen met hun kinderen schuilend onder de bomen, doorweekt van de regen. Zelfs de hemel huilde door alles wat er gebeurde. En nadat de mensen gelukkig waren geweest met hun grond, moesten ze weer met lege handen schuilen in de montaña. In het boek van Alfonso Huet, ‘De montaña beschermde en redde ons’, staan veel gelijksoortige getuigenissen  als die van de vrouwen in ‘No regresar al pasado’.

Ze moesten hun honden afmaken opdat ze niet zouden blaffen tegen de soldaten. We hebben allemaal een hondje in huis. Ook dit leed wordt nooit vergeten. Er werden katten gedood. Ik herinner me dat in het boek ‘De stilte van de haan’ van Carlos Santos verteld wordt dat ze hun hanen moesten afmaken zodat het leger hen niet zou ontdekken.

De mensen verbleven weken en weken in de montaña. Ze moesten veel kinderen achterlaten, dode kinderen. Ik ontken niet dat het de guerrilla was die hen begeleidde naar de Mexicaanse grens nadat ze dagenlang hadden gelopen, weer een kruisweg.

Gedurende het hele traject naar Mexico werden ze gebombardeerd, zelfs tot op de grens werden ze gebombardeerd. Ze moesten een grote rivier oversteken. Veel kinderen sprongen uit angst en in paniek in het water omdat het leger achter hen aan zat en ze konden niet zwemmen. Weer stierven er veel kinderen. Stel u voor, hoeveel dode kinderen hebben we al geteld vanaf hun vertrek uit hun gemeenschappen aan de zuidkust. Dagen en nog eens dagen zaten ze onder de bomen zonder water, zonder kleding. Ze bedekten de mondjes van de kinderen zodat ze geen geluid zouden maken, zodat ze niet konden huilen. Veel kindjes stierven omdat ze niet alleen de mond bedekten, maar ook de neus. Zonder het te willen bedekten de moeders in paniek ook de neus waardoor de kinderen stierven en ze hadden hun dode kind in hun armen. Van degenen die hier aanwezig zijn, zijn er enkelen die dit hebben meegemaakt net zoals de vrouwen die hier zijn uit Petén.

Ze hadden hun percelen, hun gewassen, maar ze lieten alles achter. Het is wreed en meedogenloos dat ze datgene moesten achterlaten wat hen zoveel had gekost om op te bouwen, hun coöperaties werden verbrand.  Ik denk dat mijn broer is ontvoerd omdat de mensen het steeds beter kregen. Ze lieten alles achter en daarom doet dit boek me verdriet omdat ik me veel getuigenissen herinner die mensen met me deelden. Een daarvan ga ik u vertellen omdat ik dat verhaal nooit meer ben vergeten.

Er werden veel boeren ontvoerd op een finca omdat ze een beetje meer salaris vroegen, een rechtvaardig salaris want ze verdienden toen tien, twintig cent. Wat kun je daarvan kopen? De mensen hadden zich georganiseerd om aan hun baas een beetje meer salaris te vragen. De baas wilde dat niet en hij ging zijn beklag doen op de militaire basis en daarna werden ze bijna allemaal ontvoerd. Ze zetten een zwaar  gemartelde man tegenover zijn vrouw die een week daarvoor een baby had gehad. De man zat helemaal onder het bloed en de soldaat zei,

‘Is dit je echtgenoot?’

De vrouw herkende haar echtgenoot niet omdat hij helemaal onder het bloed zat. Totdat de man zei,

‘ik ben het’, herkende ze haar echtgenoot.

‘Ah wel, je hebt je man nu wel herkend, kijk maar eens hoe het afloopt met hem.’

Ze bonden hem achter de pick-up van de militaire basis  en ze sleepte hem over de hele weg. Stel je voor wat die moeder voelde! Zij leeft nog steeds.

Zo hoorden we veel getuigenissen. En ik durf ze niet op te schrijven, daarom zei ik aan compañera Ria ,

‘hoe heb je de moed gehad om dat allemaal op te schrijven en de mensen aan te horen?

Ieder getuigenis doet zeer.’

Zij heeft de moed gehad om dit grote boek te schrijven. Ik hoop dat jullie het gaan lezen. We moeten ons bewust van het verleden zijn omdat bij een volk zonder bewustzijn van hun verleden, het verleden zich kan herhalen.

En nu de derde kruisweg. De aanwezigheid van het leger was fataal voor de families die alles verloren. Toen ze in Mexico aankwamen was het niet makkelijk. Dat was ook een lijdensweg omdat veel mensen moesten huilen omdat ze bergen van Guatemala zagen en zeiden,

‘misschien gaan we nooit meer terug. Wat gaat er met mijn stukje grond gebeuren, wat gaat er met mijn huis gebeuren dat ik in het westen heb achtergelaten?’

Veel mensen stierven van zoveel verdriet.

In Mexico waren er ook veel doden. Het is wel waar dat de Mexicaanse regering en veel organisaties de mensen kwamen helpen, maar ze gaven ze veel olie en veel voedsel in blik wat de mensen niet gewend waren om te eten. De mensen hadden honger, ze hadden een lege maag en door zulke dingen te eten gingen er veel mensen dood door diarree. 

‘We hebben bijna drie kerkhoven gevuld’, zei een van de vrouwen.

Van de 40.000 vluchtelingen zijn er hoeveel overgebleven? Drie kerkhoven met doden door darmproblemen en andere ziektes.

Na enige tijd werden ze geherhuisvest in Campeche en Quintana Roo. 

Veel mensen wilden niet meer terugkeren naar Guatemala omdat ze werk hadden gevonden. Er waren kinderen geboren want ze waren al tien jaar in Mexico. Er waren mensen getrouwd  en ze wilden niet meer weg. De mensen met liefde voor hun grond in Guatemala gingen terug. Ik herinner met de grote bussen op weg naar Ixcán die hier in Cobán langs kwamen.  Mijn vader was helemaal blij en ging kijken want hij zei,

‘daar komt je broer aan, mijn zoon zit in een van die grote bussen.’

En hij keek of  mijn broer zijn hand naar buiten zou steken om naar hem te zwaaien. Alle bussen reden voorbij en niets. Verdrietig gingen we terug naar huis. Veel mensen waren gekomen om de mensen te ontvangen omdat ze dachten dat er familieleden in de bussen zaten. Maar velen zijn nooit teruggekomen.

In Mexico waren er gezondheidscentra, ze kregen medicijnen, ze kregen van alles. Maar er kwam het moment om terug te gaan naar Guatemala toen ze zeiden,

‘wie wil er terug naar Guatemala?’

Velen wilden terug ondanks het feit dat ze van alles hadden zoals scholen, maar de liefde voor Guatemala was doorslaggevend.

Ik vind dat jullie het boek moeten lezen, léés het. Lees het boek ‘De montaña redde ons’. Lees ‘De stilte van de haan’. Lees zodat jullie kinderen en de jongeren niet de herinnering kwijtraken van wat er gebeurd is.

Ik wil vijf pijnlijke aspecten noemen. Aspecten die grote indruk op me hebben gemaakt.

Dat de mensen in grote getallen stierven in de regen in de montaña, vooral kinderen.

Ook dat kinderen van schrik in het water sprongen en omdat ze niet konden zwemmen dat de rivier hen meesleurde.

De martelingen van een aantal mannen door de militairen. Ze hakten een stuk van hun been af en deden zout en citroen op de wond. Stel je voor, zout en citroen op een wond doen. Wat een marteling! En ze deden dat ten aanzien van alle dorpelingen zodat ze zouden praten. Iets verschrikkelijks.

Dat ze de mondjes van de kinderen bedekten en velen stierven.

Ook dat de mensen s ‘nachts moesten wegvluchten en hun kleine kinderen vergaten. Er is een geval bekend waarbij de paniek zo groot was dat de moeder haar baby in de hangmat achter liet. Ze verstopte zich tussen de bomen en de  struiken en ze zag hoe de soldaten haar baby van vijf maanden ophingen en een mens in de keel staken. Er waren veel verschrikkelijke martelingen.

Ik noem enkele gemeenschappen die massaal zijn vermoord in drie dagen:

Pueblo Nuevo, Huixtla, La Frontera, El Limón, Jacaltenango, Betél, La Libertad, Las Cruces, Todos Los Santos, Cuarto Pueblo, La Técnica, Los Chorros, Santo Tomás, Mayalán, Xalbal, Santa María Dolores, Los dos Erres, Josefinos, Palestina, Ventura, Campo Santo en vele anderen.  

Ik roep op om het boek te lezen ter herinnering en ter bewustwording dat we moeten strijden voor een rechtvaardiger en gelijkwaardiger land. Dat de strijd van de vrouwen niet wordt gecriminaliseerd. We worden nog altijd vervolgd, het geweld is niet afgelopen. Hoeveel jongeren zijn er niet ontvoerd? En  weer weten we niet waar ze zijn.

Laten we krachten bundelen zodat dit niet opnieuw gebeurd.

Dank u wel.